“zzzzzzzzzz ….
smak smak grmpfzzzz….”
“Beer! Waar ben je?!”
“zzzzzz grmpf zzzz”
“Beer!!”
“Baazzzz? Waddizzeraandehand? Gaap”
“Waar ben je dan?”
“Onder het dekbed, baasje. Ik lag te slapen…” graaf graaf “Kijk! Hier ben ik!”
“Beer! Je moet snel mee! Het vrouwtje is heel erg gevallen met skiën en nu moet ze naar het ziekenhuis!”
“Wàt? Vrouwtje? Gevallen? Ziekenhuis?! Oh nee!!”
“Geen paniek, Beer. Het komt vast wel weer allemaal goed, maar nu moeten we als de donder de auto in en achter het vrouwtje aan. Ze ligt in een ambulance.”
“Ambulance? Wauw, wat vet!”
“Beeeerrrr….”
“Oeps! Sowwy.”

Lag ik net lekker te slapen onder die heerlijke Oostenrijkse donsdekbedden, komt de baas binnenstormen. Het vrouwtje is heel hard gevallen en onbenullig ook. Vijf meter voor de ingang van het hotel blijft ze met die glijstokjes van haar in een kuil hangen en gaat recht op haar snuit. Snuit blauw, bulten op haar kop en pijn in haar ribben en heup. Ze kon niet eens meer de ene poot voor de andere zetten. Nu had ik haar al een tijdje voor beregek verklaard dat ze op haar leeftijd (“Beer…!”) en met haar ziekte nog die snotkou in gaat om van bergen af te glijden. En nu..? Moet je nu zien wat er van komt! (Pats! “Au vrouwtje, da’s niet aardig!” “Nee, jij dan beer, je lijkt m’n moeder wel!”). Maar goed, zielig was het wel. En ik was natuurlijk ook best wel geschrokken. Ze had haar nek wel kunnen breken.

Dus de baas kwam binnenstormen en pakte snel wat spulletjes van het vrouwtje bij elkaar. Want hij wist niet zeker of ze in het ziekenhuis moest blijven. En dan is het wel fijn om een nachthempie en schoon ondergoed te hebben. En een boek. Wij knuffelberen hebben al die spullen niet nodig. Wij stinken lang niet zo erg als mensen, hihi, en we vermaken ons zonder boek ook wel. Toen alle spulletjes waren verzameld, pakte de baas mij in m’n nekvel en stopte me ook maar in de tas. Want ik ben heel belangrijk voor het vrouwtje!

In een sneltreinvaart reed de baas de berg af, op zoek naar het ziekenhuis waar het vrouwtje naar toe was gebracht. Dat was gelukkig niet moeilijk te vinden. Maar waar was het vrouwtje?! Het ziekenhuis was niet heel erg groot, maar net groot genoeg om in te verdwalen. Gelukkig was er een aardige meneer die ons de weg wees. En toen moesten we wachten.

Eindelijk kwam het vrouwtje in een bed op wieltjes de hoek om scheuren. Oh wat was ik blij om haar te zien! En zij mij! En de baas ook een beetje… Wat zag ze eruit zeg, met allemaal blauwe plekken op haar snuit. En ze kon bijna niet overeind komen. Want daar waar wij knuffels zacht en fluffy zijn hebben mensen ribben. En de ribben van het vrouwtje waren gekneusd. Ze kon trouwens wel weer een beetje lopen. En toen moesten we weer heel lang wachten. Totdat de dokter kon vertellen dat er niets gebroken was en na wat heen-en-weer-gebeer mocht het vrouwtje eindelijk naar huis.

De volgende morgen heeft de baas alles ingepakt en zijn we op weg gegaan naar huis. Lopen ging nog niet zo goed, maar het vrouwtje kon wel goed zonder pijn zitten. En ik mocht de hele terugreis voor het achterraam zitten. Dan kon ik zwaaien naar automobilisten en gekke bekken trekken. Ik moest de baas wel beloven het niet te gek te maken. Want hij zat niet op nog meer ongelukken te wachten.

Ja, je maakt wat mee als beer! Ik heb er een extra plaatje bij gedaan met de klep open, kun je zien hoe ik reis! Soms moet ik ook helemaal in de tas, want dan wil het vrouwtje niet met me het hotel in lopen. Net alsof ze zich schaamt…Puh, ze kan toch niet zonder me!;-)

Nou doei!

Beer

Fotografie: Martin de Bouter

Dit bericht heeft 0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *