Wat heb je nodig:4c5exp_2a

– vriend/in
– 20 minuten (10 minuten meten en 10 minuten om je homunculus te maken).
– 2 potloden of andere puntige voorwerpen.

Stappen:
1. verdeel de taken: een persoon gaat met de potloden prikken, de ander sluit zijn/haar ogen.

2. houd beide potloden zo’n vijf centimeter uit elkaar en prik VOORZICHTIG met beide punten even hard op de handpalm van je vriend/in
8beexp_2b3. noteer hoeveel potloden je vriend/in voelde.

4. doe nu hetzelfde met 1 potlood en check of je vriend/in 1 punt voelt.

5. de prikker mag nu afwisselend 1 of 2 potloden gebruiken.

De bedoeling is de potloden naar elkaar toe te brengen en

steeds dichter bij elkaar te prikken.

6. degene die geprikt wordt zegt telkens of hij/zij door 1 of 2 potloden voelt.

7. op een gegeven moment zegt de geprikte dat hij/zij maar 1 potlood voelt, terwijl hij/zij door 2 potloden wordt geprikt.
38bexp_2c8. meet de afstand waarop het verschil tussen 1 en 2 potloden niet meer wordt gevoeld, noteer deze afstand en het bijbehorende lichaamsdeel (de handpalm in dit geval).

9. doe hetzelfde voor verschillende lichaamsdelen, zoals armen, benen, rug, duim etc. Je zal merken dat op de duim de afstand waarop je nog 2 potloden kan onderscheiden heel klein is (slechts enkele millimeters) in tegenstelling tot je rug waar de afstand waarop je het verschil voelt al gauw enkele centimeters is.

Teken je homunculus (vervormde lichaamskaart)

10. meet nu de lengte van dezelfde lichaamsonderdelen op.

11. bereken nu het aantal eenheden voor elk lichaamsdeel als volgt: deel de lengte van je lichaamsdeel door het getal waarop je nog net twee potloden kon onderscheiden. Je arm is bijvoorbeeld 32 cm en de kleinste afstand waarop je nog net twee potloden voelde 4cm. Je houdt dan 8 eenheden over.

12. Je hebt nu alle gegevens om je homunculus te tekenen. Teken een poppetje in dezelfde verhouding als de eenheden die je hebt berekend. Stel je arm heeft 8 eenheden en je duim heeft er 16, dan wordt je duim in de tekening twee keer zo lang als je arm!

 

Uitleg:
Delen van je tastzin worden in je hersenen gerepresenteerd. Des te meer cellen het brein voor een lichaamonderdeel gebruikt, des te gevoeliger we voor iets zijn. Door te oefenen kunnen we echter wel invloed op de vorm van de homunculus uitoefenen. Hersenscans van musici laten bijvoorbeeld zien dat trombonisten meer zenuwcellen bezitten die gevoelig zijn voor delen van de lippen.

 

Bron: www.neurokids.nl

Dit bericht heeft 0 reacties

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *